overhevelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hevel over | hevelde over | heb overgeheveld |
jij, je, u | hevelt over | hevelde over | hebt overgeheveld |
hij, zij, het | hevelt over | hevelde over | heeft overgeheveld |
wij | hevelen over | hevelden over | hebben overgeheveld |
jullie | hevelen over | hevelden over | hebben overgeheveld |
zij, ze | hevelen over | hevelden over | hebben overgeheveld |
PresensBeta
Example presens sentences for Overhevelen with some of the pronouns.
- Ik hevel over naar een andere bank.
- Jij hervelt het geld naar de juiste rekening.
- Hij/zij/het hievelt de verantwoordelijkheid over naar zijn/haar collega.
- Wij hevelen de bevoegdheden over aan het nieuwe team.
- Jullie hevelen de informatie over naar de klant.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Overhevelen with some of the pronouns.
- Ik hevelde over naar een andere bank.
- Jij hevelde het geld over naar de juiste rekening.
- Hij/zij/het hevelde de verantwoordelijkheid over naar zijn/haar collega.
- Wij hevelden de bevoegdheden over aan het nieuwe team.
- Jullie hevelden de informatie over naar de klant.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Overhevelen with some of the pronouns.
- Ik heb overgeheveld naar een andere bank.
- Jij hebt het geld overgeheveld naar de juiste rekening.
- Hij/zij/het heeft de verantwoordelijkheid overgeheveld naar zijn/haar collega.
- Wij hebben de bevoegdheden overgeheveld aan het nieuwe team.
- Jullie hebben de informatie overgeheveld naar de klant.