zweefvliegen

Conjugations List of Zweefvliegen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzweefvliegzweefvliegdeheb gezweefvliegd
jij, je, uzweefvliegtzweefvliegdehebt gezweefvliegd
hij, zij, hetzweefvliegtzweefvliegdeheeft gezweefvliegd
wijzweefvliegenzweefvliegdenhebben gezweefvliegd
julliezweefvliegenzweefvliegdenhebben gezweefvliegd
zij, zezweefvliegenzweefvliegdenhebben gezweefvliegd

Presens
Beta

Example presens sentences for Zweefvliegen with some of the pronouns.

  • Ik zweefvlieg over de prachtige landschappen.
  • Jij zweefvliegt graag in je vrije tijd.
  • Hij zweefvliegt al jarenlang in deze regio.
  • Wij zweefvliegen vaak op zonnige dagen.
  • Jullie zweefvliegen met veel plezier tijdens de zomermaanden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zweefvliegen with some of the pronouns.

  • Vroeger zweefvloog ik regelmatig met mijn vrienden.
  • Toen ik jonger was, zweefvloog ik elke zomer in de buurt.
  • Hij zweefvloog altijd met een glimlach op zijn gezicht.
  • Wij zweefvlogen iedere weekend toen we nog actief waren in de sport.
  • Jullie zweefvlogen vaak tijdens de vakanties van vroeger.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zweefvliegen with some of the pronouns.

  • Ik heb gezweefvlogen boven de bergen.
  • Jij bent al eens gezweefvlogen over de Noordzee.
  • Hij heeft al vele keren gezweefvlogen in het buitenland.
  • Wij zijn vorige week gezweefvlogen in de Alpen.
  • Jullie hebben dit jaar al gezweefvlogen op verschillende locaties.