verbrokkelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verbrokkel | verbrokkelde | heb verbrokkeld |
jij, je, u | verbrokkelt | verbrokkelde | hebt verbrokkeld |
hij, zij, het | verbrokkelt | verbrokkelde | heeft verbrokkeld |
wij | verbrokkelen | verbrokkelden | hebben verbrokkeld |
jullie | verbrokkelen | verbrokkelden | hebben verbrokkeld |
zij, ze | verbrokkelen | verbrokkelden | hebben verbrokkeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Verbrokkelen with some of the pronouns.
- Ik verbrokkel
- Jij verbrokkelt
- Hij/Zij/Het verbrokkelt
- Wij verbrokkelen
- Jullie verbrokkelen
- Zij verbrokkelen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verbrokkelen with some of the pronouns.
- Ik verbrokkelde
- Jij verbrokkelde
- Hij/Zij/Het verbrokkelde
- Wij verbrokkelden
- Jullie verbrokkelden
- Zij verbrokkelden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verbrokkelen with some of the pronouns.
- Ik heb verbrokkeld
- Jij hebt verbrokkeld
- Hij/Zij/Het heeft verbrokkeld
- Wij hebben verbrokkeld
- Jullie hebben verbrokkeld
- Zij hebben verbrokkeld