toewuiven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | wuif toe | wuifde toe | heb toegewuifd |
jij, je, u | wuift toe | wuifde toe | hebt toegewuifd |
hij, zij, het | wuift toe | wuifde toe | heeft toegewuifd |
wij | wuiven toe | wuifden toe | hebben toegewuifd |
jullie | wuiven toe | wuifden toe | hebben toegewuifd |
zij, ze | wuiven toe | wuifden toe | hebben toegewuifd |
PresensBeta
Example presens sentences for Toewuiven with some of the pronouns.
- Ik wuif naar je toe.
- Jij wuift naar hem toe.
- Hij wuift naar haar toe.
- Wij wuiven naar de buren toe.
- Zij wuiven naar ons toe.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Toewuiven with some of the pronouns.
- Ik zwaaide naar je toe.
- Jij zwaaide naar hem toe.
- Hij zwaaide naar haar toe.
- Wij zwaaiden naar de buren toe.
- Zij zwaaiden naar ons toe.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Toewuiven with some of the pronouns.
- Ik heb naar je toe gewuifd.
- Jij hebt naar hem toe gewuifd.
- Hij heeft naar haar toe gewuifd.
- Wij hebben naar de buren toe gewuifd.
- Zij hebben naar ons toe gewuifd.