aaneenknopen

Conjugations List of Aaneenknopen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikknoop aaneenknoopte aaneenheb aaneengeknoopt
jij, je, uknoopt aaneenknoopte aaneenhebt aaneengeknoopt
hij, zij, hetknoopt aaneenknoopte aaneenheeft aaneengeknoopt
wijknopen aaneenknoopten aaneenhebben aaneengeknoopt
jullieknopen aaneenknoopten aaneenhebben aaneengeknoopt
zij, zeknopen aaneenknoopten aaneenhebben aaneengeknoopt

Presens
Beta

Example presens sentences for Aaneenknopen with some of the pronouns.

  • Ik knoop de touwen aaneen voor extra stevigheid.
  • Jij knoopt de draden aaneen zodat ze niet losraken.
  • Hij knoopt de stukken stof aaneen om een quilt te maken.
  • Wij knopen de vriendschapsbanden aaneen tijdens het kamp.
  • Jullie knopen de ideeën aaneen tot een samenhangend geheel.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aaneenknopen with some of the pronouns.

  • Ik knoopte de draden aaneen, maar het kwam los.
  • Jij knoopte de stukken papier aaneen en maakte een ketting.
  • Hij knoopte de veters aaneen voordat hij ging rennen.
  • Wij knoopten de takken aaneen om een tent te bouwen.
  • Jullie knoopten de woorden aaneen en vertelden een verhaal.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aaneenknopen with some of the pronouns.

  • Ik heb de uiteinden aaneengeknoopt om een knoop te maken.
  • Jij hebt de linten aaneengeknoopt voor de decoratie.
  • Hij heeft de koorden aaneengeknoopt om een net te maken.
  • Wij hebben de draden aaneengknoopt voor het weven van een tapijt.
  • Jullie hebben de banden aaneengeknoopt om een sterke structuur te vormen.