scheidsrechteren

Conjugations List of Scheidsrechteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikscheidsrechterscheidsrechterdeheb gescheidsrechterd
jij, je, uscheidsrechtertscheidsrechterdehebt gescheidsrechterd
hij, zij, hetscheidsrechtertscheidsrechterdeheeft gescheidsrechterd
wijscheidsrechterenscheidsrechterdenhebben gescheidsrechterd
julliescheidsrechterenscheidsrechterdenhebben gescheidsrechterd
zij, zescheidsrechterenscheidsrechterdenhebben gescheidsrechterd

Presens
Beta

Example presens sentences for Scheidsrechteren with some of the pronouns.

  • Ik scheidrechter nu een voetbalwedstrijd.
  • Jij scheidrechtert vaak bij lokale sportevenementen.
  • Hij/Zij/Het scheidrechtert meestal op zondagochtend.
  • Wij scheidsrechteren regelmatig basketbalwedstrijden.
  • Jullie scheidsrechteren soms ook hockeywedstrijden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Scheidsrechteren with some of the pronouns.

  • Ik scheidrechterde vroeger veel voetbalwedstrijden.
  • Jij scheidrechterde altijd met veel enthousiasme.
  • Hij/Zij/Het scheidrechterde al op jonge leeftijd.
  • Wij scheidsrechterden elke zomer op het lokale sportveld.
  • Jullie scheidrechterden als team voor verschillende sporten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Scheidsrechteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gescheidrechterd tijdens het kampioenschap vorige week.
  • Jij bent al eerder bij internationale toernooien gescheidrechterd.
  • Hij/Zij/Het heeft een belangrijke wedstrijd gescheidrechterd.
  • Wij hebben samen al 100 wedstrijden gescheidrechterd.
  • Jullie zijn uitgenodigd om te gescheidrechteren op het nationale evenement.