aanschikken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schik aan | schikte aan | ben aangeschikt |
jij, je, u | schikt aan | schikte aan | bent aangeschikt |
hij, zij, het | schikt aan | schikte aan | is aangeschikt |
wij | schikken aan | schikten aan | zijn aangeschikt |
jullie | schikken aan | schikten aan | zijn aangeschikt |
zij, ze | schikken aan | schikten aan | zijn aangeschikt |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanschikken with some of the pronouns.
- Ik schik aan voor het feest.
- Jij schikt aan voor de vergadering.
- Hij schikt aan bij de receptie.
- Zij schikt aan in het restaurant.
- Wij schikken aan voor de wedstrijd.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanschikken with some of the pronouns.
- Ik schikte aan voor het feest.
- Jij schikte aan voor de vergadering.
- Hij schikte aan bij de receptie.
- Zij schikte aan in het restaurant.
- Wij schikten aan voor de wedstrijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanschikken with some of the pronouns.
- Ik heb aangeschikt voor het feest.
- Jij hebt aangeschikt voor de vergadering.
- Hij heeft aangeschikt bij de receptie.
- Zij heeft aangeschikt in het restaurant.
- Wij hebben aangeschikt voor de wedstrijd.