terugvertalen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vertaal terug | vertaalde terug | heb terugvertaald |
jij, je, u | vertaalt terug | vertaalde terug | hebt terugvertaald |
hij, zij, het | vertaalt terug | vertaalde terug | heeft terugvertaald |
wij | vertalen terug | vertaalden terug | hebben terugvertaald |
jullie | vertalen terug | vertaalden terug | hebben terugvertaald |
zij, ze | vertalen terug | vertaalden terug | hebben terugvertaald |
PresensBeta
Example presens sentences for Terugvertalen with some of the pronouns.
- Ik vertaal terug naar het Nederlands.
- Jij vertaalt terug naar het Nederlands.
- Hij/Zij vertaalt terug naar het Nederlands.
- Wij vertalen terug naar het Nederlands.
- Jullie vertalen terug naar het Nederlands.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Terugvertalen with some of the pronouns.
- Ik vertaalde terug naar het Nederlands.
- Jij vertaalde terug naar het Nederlands.
- Hij/Zij vertaalde terug naar het Nederlands.
- Wij vertaalden terug naar het Nederlands.
- Jullie vertaalden terug naar het Nederlands.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Terugvertalen with some of the pronouns.
- Ik heb terugvertaald naar het Nederlands.
- Jij hebt terugvertaald naar het Nederlands.
- Hij/Zij heeft terugvertaald naar het Nederlands.
- Wij hebben terugvertaald naar het Nederlands.
- Jullie hebben terugvertaald naar het Nederlands.