gereedmaken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | maak gereed | maakte gereed | heb gereedgemaakt |
jij, je, u | maakt gereed | maakte gereed | hebt gereedgemaakt |
hij, zij, het | maakt gereed | maakte gereed | heeft gereedgemaakt |
wij | maken gereed | maakten gereed | hebben gereedgemaakt |
jullie | maken gereed | maakten gereed | hebben gereedgemaakt |
zij, ze | maken gereed | maakten gereed | hebben gereedgemaakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Gereedmaken with some of the pronouns.
- Ik maak de taart gereed voor het feest.
- Jij maakt de kamer gereed voor de vergadering.
- Hij maakt de presentatie gereed voor morgen.
- Wij maken het gerecht gereed voor het diner.
- Zij maken de boeken gereed voor de verkoop.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Gereedmaken with some of the pronouns.
- Ik maakte de tafel gereed voor het diner.
- Jij maakte de kamer gereed voor de gasten.
- Hij maakte de presentatie gereed voor de vergadering.
- Wij maakten de boot gereed voor het varen.
- Zij maakten het huis gereed voor de verhuizing.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Gereedmaken with some of the pronouns.
- Ik heb de documenten gereedgemaakt voor de deadline.
- Jij hebt de cadeaus gereedgemaakt voor de verjaardag.
- Hij heeft de auto gereedgemaakt voor de lange reis.
- Wij hebben de tent gereedgemaakt voor het kampeerweekend.
- Zij hebben de opstelling gereedgemaakt voor de wedstrijd.