uiteenjagen

Conjugations List of Uiteenjagen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikjaag uiteenjaagde uiteen;joeg uiteenheb uiteengejaagd
jij, je, ujaagt uiteenjaagde uiteen;joeg uiteenhebt uiteengejaagd
hij, zij, hetjaagt uiteenjaagde uiteen;joeg uiteenheeft uiteengejaagd
wijjagen uiteenjaagden uiteen;joegen uiteenhebben uiteengejaagd
julliejagen uiteenjaagden uiteen;joegen uiteenhebben uiteengejaagd
zij, zejagen uiteenjaagden uiteen;joegen uiteenhebben uiteengejaagd

Presens
Beta

Example presens sentences for Uiteenjagen with some of the pronouns.

  • Ik jaag de vogels uiteen in de tuin.
  • Jij jaagt de konijnen uiteen op het veld.
  • Hij/Zij jaagt de katten uiteen in de straat.
  • Wij jagen de duiven uiteen bij het park.
  • Jullie jagen de eenden uiteen bij de rivier.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uiteenjagen with some of the pronouns.

  • Ik joeg de vogels uiteen in de tuin.
  • Jij joeg de konijnen uiteen op het veld.
  • Hij/Zij joeg de katten uiteen in de straat.
  • Wij joegen de duiven uiteen bij het park.
  • Jullie joegen de eenden uiteen bij de rivier.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uiteenjagen with some of the pronouns.

  • Ik heb de vogels uiteen gejaagd in de tuin.
  • Jij hebt de konijnen uiteen gejaagd op het veld.
  • Hij/Zij heeft de katten uiteen gejaagd in de straat.
  • Wij hebben de duiven uiteen gejaagd bij het park.
  • Jullie hebben de eenden uiteen gejaagd bij de rivier.