inwilligen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | willig in | willigde in | heb ingewilligd |
jij, je, u | willigt in | willigde in | hebt ingewilligd |
hij, zij, het | willigt in | willigde in | heeft ingewilligd |
wij | willigen in | willigden in | hebben ingewilligd |
jullie | willigen in | willigden in | hebben ingewilligd |
zij, ze | willigen in | willigden in | hebben ingewilligd |
PresensBeta
Example presens sentences for Inwilligen with some of the pronouns.
- Ik wilig in dat verzoek altijd in.
- Jij wiltigt in de opdracht snel in.
- Hij/zij wiligt altijd in als ik hulp vraag.
- Wij willigen het voorstel graag in.
- Jullie willigen de afspraak zonder aarzeling in.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inwilligen with some of the pronouns.
- Ik wiligde altijd in wanneer hij om hulp vroeg.
- Jij wiligde de opdracht snel in voordat ik het kon vragen.
- Hij/zij wiligde meestal in zonder aarzeling.
- Wij wiligden het voorstel graag in gisteren.
- Jullie wiligden de afspraak zonder twijfel in.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inwilligen with some of the pronouns.
- Ik heb het verzoek ingewilligd.
- Jij hebt de opdracht snel ingewilligd.
- Hij/zij heeft altijd ingewilligd als ik om hulp vroeg.
- Wij hebben het voorstel graag ingewilligd.
- Jullie hebben de afspraak zonder aarzeling ingewilligd.