doorjagen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | jaag door | jaagde door;joeg door | heb doorgejaagd |
jij, je, u | jaagt door | jaagde door;joeg door | hebt doorgejaagd |
hij, zij, het | jaagt door | jaagde door;joeg door | heeft doorgejaagd |
wij | jagen door | jaagden door;joegen door | hebben doorgejaagd |
jullie | jagen door | jaagden door;joegen door | hebben doorgejaagd |
zij, ze | jagen door | jaagden door;joegen door | hebben doorgejaagd |
PresensBeta
Example presens sentences for Doorjagen with some of the pronouns.
- Ik jaag door naar het volgende hoofdstuk.
- Jij jaagt door zonder te aarzelen.
- Hij/Zij jaagt door alsof er geen tijd te verliezen is.
- Wij jagen door met onze plannen.
- Jullie jagen door tot het werk af is.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doorjagen with some of the pronouns.
- Vroeger jaagde ik door zonder na te denken.
- Toen ik jong was, joeg jij altijd door in alles wat je deed.
- Hij/Zij bleef maar doorjagen, zelfs als het niet nodig was.
- In die tijd waren wij constant aan het doorrennen.
- Jullie renden altijd door, hoe moe jullie ook waren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doorjagen with some of the pronouns.
- Ik ben doorgedraafd om op tijd te komen.
- Jij bent doorgejaagd om de deadline te halen.
- Hij/Zij is doorgegaan ondanks de tegenslagen.
- Wij zijn doorgeschoten in onze ambitie.
- Jullie zijn doorgerend om de overwinning te behalen.