laïciseren

Conjugations List of Laïciseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklaïciseerlaïciseerdeheb gelaïciseerd
jij, je, ulaïciseertlaïciseerdehebt gelaïciseerd
hij, zij, hetlaïciseertlaïciseerdeheeft gelaïciseerd
wijlaïciserenlaïciseerdenhebben gelaïciseerd
jullielaïciserenlaïciseerdenhebben gelaïciseerd
zij, zelaïciserenlaïciseerdenhebben gelaïciseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Laïciseren with some of the pronouns.

  • Ik laiciseer de kerkelijke instellingen.
  • Jij laiciseert het onderwijsstelsel.
  • Hij laiciseert de overheidsinstanties.
  • Wij laiciseren de gezondheidszorg.
  • Zij laiciseren de culturele sector.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Laïciseren with some of the pronouns.

  • Ik laiciseerde de kerkelijke instellingen.
  • Jij laiciseerde het onderwijsstelsel.
  • Hij laiciseerde de overheidsinstanties.
  • Wij laiciseerden de gezondheidszorg.
  • Zij laiciseerden de culturele sector.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Laïciseren with some of the pronouns.

  • Ik heb de kerkelijke instellingen gelaiciseerd.
  • Jij hebt het onderwijsstelsel gelaiciseerd.
  • Hij heeft de overheidsinstanties gelaiciseerd.
  • Wij hebben de gezondheidszorg gelaiciseerd.
  • Zij hebben de culturele sector gelaiciseerd.