uitkakken

Conjugations List of Uitkakken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkak uitkakte uitheb uitgekakt
jij, je, ukakt uitkakte uithebt uitgekakt
hij, zij, hetkakt uitkakte uitheeft uitgekakt
wijkakken uitkakten uithebben uitgekakt
julliekakken uitkakten uithebben uitgekakt
zij, zekakken uitkakten uithebben uitgekakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitkakken with some of the pronouns.

  • Ik kak uit.
  • Jij kakt uit.
  • Hij/Zij/Het kak(t) uit.
  • Wij kakken uit.
  • Jullie kakken uit.
  • Zij kakken uit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitkakken with some of the pronouns.

  • Ik kakte uit.
  • Jij kakte uit.
  • Hij/Zij/Het kakte uit.
  • Wij kakten uit.
  • Jullie kakten uit.
  • Zij kakten uit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitkakken with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgekakt.
  • Jij hebt uitgekakt.
  • Hij/Zij/Het heeft uitgekakt.
  • Wij hebben uitgekakt.
  • Jullie hebben uitgekakt.
  • Zij hebben uitgekakt.