oppiepen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | piep op | piepte op | heb opgepiept |
jij, je, u | piept op | piepte op | hebt opgepiept |
hij, zij, het | piept op | piepte op | heeft opgepiept |
wij | piepen op | piepten op | hebben opgepiept |
jullie | piepen op | piepten op | hebben opgepiept |
zij, ze | piepen op | piepten op | hebben opgepiept |
PresensBeta
Example presens sentences for Oppiepen with some of the pronouns.
- Ik roep op naar de directeur om hulp.
- Jij roept de kinderen op voor het avondeten.
- Hij/zij roept zijn/haar collega's op voor een vergadering.
- Wij roepen de vrijwilligers op om te helpen bij het evenement.
- Jullie roepen de mensen op om zich aan de regels te houden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Oppiepen with some of the pronouns.
- Ik riep vroeger altijd mijn vrienden op om samen te spelen.
- Jij riep vaak de hond op om naar binnen te komen.
- Hij/zij riep altijd de aandacht op tijdens de les.
- Wij riepen in het verleden de buren op om mee te doen aan de buurtbarbecue.
- Jullie riepen regelmatig mensen op om vrijwilligerswerk te doen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Oppiepen with some of the pronouns.
- Ik heb de hulp opgeroepen van mijn collega.
- Jij hebt de specialisten opgeroepen om advies te geven.
- Hij/zij heeft de politie opgeroepen voor hulp.
- Wij hebben de bevolking opgeroepen om deel te nemen aan de enquête.
- Jullie hebben de experts opgeroepen om het probleem op te lossen.