afpoeieren

Conjugations List of Afpoeieren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpoeier afpoeierde afheb afgepoeierd
jij, je, upoeiert afpoeierde afhebt afgepoeierd
hij, zij, hetpoeiert afpoeierde afheeft afgepoeierd
wijpoeieren afpoeierden afhebben afgepoeierd
julliepoeieren afpoeierden afhebben afgepoeierd
zij, zepoeieren afpoeierden afhebben afgepoeierd

Presens
Beta

Example presens sentences for Afpoeieren with some of the pronouns.

  • Ik poeier hem af tijdens de vergadering.
  • Jij poeiert haar af met je opmerkingen.
  • Hij poeiert de kritiek af en blijft optimistisch.
  • Wij poeieren de tegenstanders af in de wedstrijd.
  • Zij poeieren de vragen van de journalisten af.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afpoeieren with some of the pronouns.

  • Ik poeierde hem af, maar ik had spijt van mijn actie.
  • Jij poeierde haar af omdat je boos was.
  • Hij poeierde de onzinverhalen af met feiten.
  • Wij poeierden de kritiek af en gingen door met ons werk.
  • Zij poeierden de geruchten af en concentreerden zich op hun doelen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afpoeieren with some of the pronouns.

  • Ik heb hem afgepoeierd na het incident.
  • Jij hebt haar afgepoeierd toen ze je lastigviel.
  • Hij heeft de negatieve reacties afgepoeierd.
  • Wij hebben de concurrentie afgepoeierd in de markt.
  • Zij hebben de verzoeken van de klanten afgepoeierd.