kromtrekken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | trek krom | trok krom | ben kromgetrokken |
jij, je, u | trekt krom | trok krom | bent kromgetrokken |
hij, zij, het | trekt krom | trok krom | is kromgetrokken |
wij | trekken krom | trokken krom | zijn kromgetrokken |
jullie | trekken krom | trokken krom | zijn kromgetrokken |
zij, ze | trekken krom | trokken krom | zijn kromgetrokken |
PresensBeta
Example presens sentences for Kromtrekken with some of the pronouns.
- Ik trek de stof krom.
- Jij trekt het papier krom.
- Hij trekt de takken krom.
- Zij trekken de draad krom.
- We trekken de spieren krom.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kromtrekken with some of the pronouns.
- Ik trok de stof krom.
- Jij trok het papier krom.
- Hij trok de takken krom.
- Zij trokken de draad krom.
- We trokken de spieren krom.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kromtrekken with some of the pronouns.
- Ik heb de stof kromgetrokken.
- Jij hebt het papier kromgetrokken.
- Hij heeft de takken kromgetrokken.
- Zij hebben de draad kromgetrokken.
- We hebben de spieren kromgetrokken.