voortreizen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | reis voort | reisde voort | ben voortgereisd |
jij, je, u | reist voort | reisde voort | bent voortgereisd |
hij, zij, het | reist voort | reisde voort | is voortgereisd |
wij | reizen voort | reisden voort | zijn voortgereisd |
jullie | reizen voort | reisden voort | zijn voortgereisd |
zij, ze | reizen voort | reisden voort | zijn voortgereisd |
PresensBeta
Example presens sentences for Voortreizen with some of the pronouns.
- Ik reis voort naar nieuwe bestemmingen.
- Jij reist voort langs de kustlijn.
- Hij/Zij/Het reist voort met de trein.
- Wij reizen voort met de auto.
- Jullie reizen voort door Europa.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Voortreizen with some of the pronouns.
- Ik reisde voort door het groene landschap.
- Jij reisde voort op de fiets.
- Hij/Zij/Het reisde voort met de boot.
- Wij reisden voort langs schilderachtige dorpen.
- Jullie reisden voort door de bergen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Voortreizen with some of the pronouns.
- Ik ben voortgereisd naar exotische eilanden.
- Jij bent voortgereisd naar verre landen.
- Hij/Zij/Het is voortgereisd naar historische steden.
- Wij zijn voortgereisd naar prachtige natuurgebieden.
- Jullie zijn voortgereisd naar bruisende metropolen.