hersmeden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hersmeed | hersmeedde | heb hersmeed |
jij, je, u | hersmeedt | hersmeedde | hebt hersmeed |
hij, zij, het | hersmeedt | hersmeedde | heeft hersmeed |
wij | hersmeden | hersmeedden | hebben hersmeed |
jullie | hersmeden | hersmeedden | hebben hersmeed |
zij, ze | hersmeden | hersmeedden | hebben hersmeed |
PresensBeta
Example presens sentences for Hersmeden with some of the pronouns.
- Ik hersmede mijn zwaard gisteren.
- Jij hersmedet je messen regelmatig.
- Hij/zij/het hersmedet de oude sleutel.
- Wij hersmeden onze gereedschappen voor de klus.
- Jullie hersmeden de kapotte scharnieren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Hersmeden with some of the pronouns.
- Ik hersmeed mijn zwaard elke week.
- Jij hersmeedt je messen vroeger zelf.
- Hij/zij/het hersmeedde de oude sleutel altijd.
- Wij hersmeedden onze gereedschappen voor het project.
- Jullie hersmeedden de kapotte scharnieren toen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Hersmeden with some of the pronouns.
- Ik heb mijn zwaard hersmeden.
- Jij hebt je messen hersmeden.
- Hij/zij/het heeft de oude sleutel hersmeden.
- Wij hebben onze gereedschappen hersmeden.
- Jullie hebben de kapotte scharnieren hersmeden.