voorbijsteken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | steek voorbij | stak voorbij | heb voorbijgestoken |
jij, je, u | steekt voorbij | stak voorbij | hebt voorbijgestoken |
hij, zij, het | steekt voorbij | stak voorbij | heeft voorbijgestoken |
wij | steken voorbij | staken voorbij | hebben voorbijgestoken |
jullie | steken voorbij | staken voorbij | hebben voorbijgestoken |
zij, ze | steken voorbij | staken voorbij | hebben voorbijgestoken |
PresensBeta
Example presens sentences for Voorbijsteken with some of the pronouns.
- Ik steek voorbij bij de bushalte.
- Jij steekt voorbij aan de supermarkt.
- Hij steekt voorbij het park.
- Wij steken voorbij aan de rivier.
- Zij steken voorbij het museum.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Voorbijsteken with some of the pronouns.
- Ik stak voorbij aan de oude boerderij.
- Jij stak voorbij bij het verkeerslicht.
- Hij stak voorbij langs het strand.
- Wij staken voorbij de markt.
- Zij staken voorbij het kasteel.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Voorbijsteken with some of the pronouns.
- Ik ben voorbijgestoken door mijn collega.
- Jij bent voorbijgestoken tijdens de race.
- Hij is voorbijgestoken door een snellere auto.
- Wij zijn voorbijgestoken op de fietsroute.
- Zij zijn voorbijgestoken door de concurrentie.