detoneren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | detoneer | detoneerde | heb gedetoneerd |
jij, je, u | detoneert | detoneerde | hebt gedetoneerd |
hij, zij, het | detoneert | detoneerde | heeft gedetoneerd |
wij | detoneren | detoneerden | hebben gedetoneerd |
jullie | detoneren | detoneerden | hebben gedetoneerd |
zij, ze | detoneren | detoneerden | hebben gedetoneerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Detoneren with some of the pronouns.
- Ik detoneer regelmatig vuurwerk tijdens oud en nieuw.
- Jij detoneert de bom in gevaarlijke situaties.
- Hij/zij/het detoneert de explosieven in de woestijn.
- Wij detoneren de munitie op een veilige afstand.
- Jullie detoneren de bommen met precisie.
- Zij detoneren de springstoffen voor wetenschappelijk onderzoek.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Detoneren with some of the pronouns.
- Vroeger detoneerde ik vuurwerk op oudejaarsavond.
- Toen ik jong was, detoneerde ik soms vuurpijlen in de achtertuin.
- Hij/zij/het detoneerde de springstof zonder problemen.
- Wij detoneerden de bommen tijdens de militaire training.
- Jullie detoneerden de explosieven met de grootste voorzichtigheid.
- Zij detoneerden de munitie terwijl de instructeur toekeek.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Detoneren with some of the pronouns.
- Ik heb vorige week een bom gedetoneerd voor een filmopname.
- Jij hebt al meerdere keren explosieven gedetoneerd in je carrière.
- Hij/zij/het heeft de springstof succesvol gedetoneerd.
- Wij hebben de bommen op het juiste moment gedetoneerd.
- Jullie hebben de explosieven veilig gedetoneerd.
- Zij hebben de munitie zorgvuldig gedetoneerd tijdens de oefening.