moraliseren

Conjugations List of Moraliseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmoraliseermoraliseerdeheb gemoraliseerd
jij, je, umoraliseertmoraliseerdehebt gemoraliseerd
hij, zij, hetmoraliseertmoraliseerdeheeft gemoraliseerd
wijmoraliserenmoraliseerdenhebben gemoraliseerd
julliemoraliserenmoraliseerdenhebben gemoraliseerd
zij, zemoraliserenmoraliseerdenhebben gemoraliseerd

Presens

Example presens sentences for Moraliseren with some of the pronouns.

  • Ik moraliseer over de huidige maatschappij.
  • Jij moraliseert vaak over andermans gedrag.
  • Hij/Zij moraliseert graag over politieke kwesties.
  • Wij moraliseren niet zo snel over kleine foutjes.
  • Jullie moraliseren constant over de jeugdcultuur.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Moraliseren with some of the pronouns.

  • Ik moraliseerde vroeger over zulke zaken, maar nu ben ik meer begripvol.
  • Jij moraliseerde altijd over kleine overtredingen.
  • Hij/Zij moraliseerde regelmatig over de keuzes van anderen.
  • Wij moraliseerden soms te veel en vergaten zelf te handelen.
  • Jullie moraliseerden dagelijks over wat wel of niet acceptabel was.

Perfectum

Example perfectum sentences for Moraliseren with some of the pronouns.

  • Ik heb gemoraliseerd over de gevolgen van onverantwoordelijk gedrag.
  • Jij hebt vaak gemoraliseerd over de moraal van het verhaal.
  • Hij/Zij heeft al vaker gemoraliseerd over dezelfde situatie.
  • Wij hebben eerder gemoraliseerd over vergelijkbare misstanden.
  • Jullie hebben onlangs gemoraliseerd over de impact van sociale media.