snoeven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | snoef | snoefde | heb gesnoefd |
jij, je, u | snoeft | snoefde | hebt gesnoefd |
hij, zij, het | snoeft | snoefde | heeft gesnoefd |
wij | snoeven | snoefden | hebben gesnoefd |
jullie | snoeven | snoefden | hebben gesnoefd |
zij, ze | snoeven | snoefden | hebben gesnoefd |
PresensBeta
Example presens sentences for Snoeven with some of the pronouns.
- Ik snoef over mijn prestaties.
- Jij snoeft altijd over je nieuwe auto.
- Hij snoeft graag over zijn rijkdom.
- Zij snoeven over hun luxueuze vakantie.
- Wij snoeven over onze kookkunsten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Snoeven with some of the pronouns.
- Ik snoefte over mijn prestaties.
- Jij snoefte altijd over je nieuwe auto.
- Hij snoefte graag over zijn rijkdom.
- Zij snoefden over hun luxueuze vakantie.
- Wij snoefden over onze kookkunsten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Snoeven with some of the pronouns.
- Ik heb gesnoefd over mijn prestaties.
- Jij hebt altijd over je nieuwe auto gesnoefd.
- Hij heeft graag over zijn rijkdom gesnoefd.
- Zij hebben gesnoefd over hun luxueuze vakantie.
- Wij hebben over onze kookkunsten gesnoefd.