mitsen

Conjugations List of Mitsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmitsmitsteheb gemitst
jij, je, umitstmitstehebt gemitst
hij, zij, hetmitstmitsteheeft gemitst
wijmitsenmitstenhebben gemitst
julliemitsenmitstenhebben gemitst
zij, zemitsenmitstenhebben gemitst

Presens
Beta

Example presens sentences for Mitsen with some of the pronouns.

  • Ik mits nu de bal naar mijn teamgenoot.
  • Jij mitst altijd goed tijdens het spel.
  • Hij/Zij mitst snel en behendig.
  • Wij mitsen vaak op zondagochtend.
  • Jullie mitsen graag samen met ons.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Mitsen with some of the pronouns.

    Perfectum
    Beta

    Example perfectum sentences for Mitsen with some of the pronouns.

    • Ik heb gemitst tijdens de wedstrijd gisteren.
    • Jij bent altijd goed geweest in mitsen.
    • Hij/Zij heeft al veel ballen gemitst.
    • Wij hebben samen met het team gemitst.
    • Jullie zijn een sterk mitsduo geweest.