uitbezemen

Conjugations List of Uitbezemen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbezem uitbezemde uitheb uitgebezemd
jij, je, ubezemt uitbezemde uithebt uitgebezemd
hij, zij, hetbezemt uitbezemde uitheeft uitgebezemd
wijbezemen uitbezemden uithebben uitgebezemd
julliebezemen uitbezemden uithebben uitgebezemd
zij, zebezemen uitbezemden uithebben uitgebezemd