aftuigen

Conjugations List of Aftuigen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktuig aftuigde afheb afgetuigd
jij, je, utuigt aftuigde afhebt afgetuigd
hij, zij, hettuigt aftuigde afheeft afgetuigd
wijtuigen aftuigden afhebben afgetuigd
jullietuigen aftuigden afhebben afgetuigd
zij, zetuigen aftuigden afhebben afgetuigd

Presens
Beta

Example presens sentences for Aftuigen with some of the pronouns.

  • Ik tuig hem af.
  • Jij tuigt hem af.
  • Hij tuigt hem af.
  • Zij tuigt hem af.
  • Wij tuigen hem af.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aftuigen with some of the pronouns.

  • Ik tuigde hem af.
  • Jij tuigde hem af.
  • Hij tuigde hem af.
  • Zij tuigde hem af.
  • Wij tuigden hem af.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aftuigen with some of the pronouns.

  • Ik heb hem afgetuigd.
  • Jij hebt hem afgetuigd.
  • Hij heeft hem afgetuigd.
  • Zij heeft hem afgetuigd.
  • Wij hebben hem afgetuigd.