frictioneren

Conjugations List of Frictioneren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfrictioneerfrictioneerdeheb gefrictioneerd
jij, je, ufrictioneertfrictioneerdehebt gefrictioneerd
hij, zij, hetfrictioneertfrictioneerdeheeft gefrictioneerd
wijfrictionerenfrictioneerdenhebben gefrictioneerd
julliefrictionerenfrictioneerdenhebben gefrictioneerd
zij, zefrictionerenfrictioneerdenhebben gefrictioneerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Frictioneren with some of the pronouns.

  • Ik frictioneer elke dag mijn spieren voor het sporten.
  • Jij frictioneert de huid met oliën voor een ontspannende massage.
  • Hij/Zij/Het frictioneert de tanden om tandvleesproblemen te voorkomen.
  • Wij frictioneren regelmatig om wrijving te verminderen.
  • Jullie frictioneren de machineonderdelen voor een soepele werking.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Frictioneren with some of the pronouns.

  • Vroeger frictioneerde ik mijn benen voor het hardlopen.
  • Toen frictioneerden jullie de deur om hem beter te laten sluiten.
  • Hij/Zij/Het frictioneerde altijd zijn/haar handen voor het pianospelen.
  • Wij frictioneerden de ijzers van de schaatsen voor een goede grip.
  • Jullie frictioneerden de tandwielen voor een soepele werking van de fiets.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Frictioneren with some of the pronouns.

  • Ik heb gefrictioneerd om de spanning in mijn nek te verlichten.
  • Jij hebt de lichaamsspieren gefrictioneerd na intensief sporten.
  • Hij/Zij/Het heeft de wrijvingsoppervlakken gefrictioneerd voor betere prestaties.
  • Wij hebben de boterhammen gefrictioneerd met knoflook voor extra smaak.
  • Jullie hebben de verfroller gefrictioneerd om klontjes te verwijderen.