pirouetteren

Conjugations List of Pirouetteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpirouetteerpirouetteerdeheb gepirouetteerd
jij, je, upirouetteertpirouetteerdehebt gepirouetteerd
hij, zij, hetpirouetteertpirouetteerdeheeft gepirouetteerd
wijpirouetterenpirouetteerdenhebben gepirouetteerd
julliepirouetterenpirouetteerdenhebben gepirouetteerd
zij, zepirouetterenpirouetteerdenhebben gepirouetteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Pirouetteren with some of the pronouns.

  • Ik pirouetteer op de dansvloer.
  • Jij pirouetteert gracieus.
  • Hij/Zij pirouetteert met veel elegantie.
  • Wij pirouetteren samen tijdens de balletles.
  • Jullie pirouetteren vrolijk door de kamer.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Pirouetteren with some of the pronouns.

  • Vroeger pirouetteerde ik graag in mijn slaapkamer.
  • Als kind pirouetteerde jij altijd in de tuin.
  • Toen hij/zij jong was, pirouetteerde hij/zij met veel plezier.
  • Wij pirouetteerden regelmatig tijdens de danslessen.
  • Jullie pirouetteerden vorige week tijdens de repetitie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Pirouetteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gepirouetteerd op het podium.
  • Jij hebt vaak gepirouetteerd tijdens de voorstellingen.
  • Hij/Zij heeft prachtig gepirouetteerd op de muziek.
  • Wij hebben samen gepirouetteerd tijdens het optreden.
  • Jullie hebben enthousiast gepirouetteerd in de balletzaal.