verprotestantsen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verprotestants | verprotestantste | ben verprotestantst |
jij, je, u | verprotestantst | verprotestantste | bent verprotestantst |
hij, zij, het | verprotestantst | verprotestantste | is verprotestantst |
wij | verprotestantsen | verprotestantsten | zijn verprotestantst |
jullie | verprotestantsen | verprotestantsten | zijn verprotestantst |
zij, ze | verprotestantsen | verprotestantsten | zijn verprotestantst |
PresensBeta
Example presens sentences for Verprotestantsen with some of the pronouns.
- Ik verprotestantse de kerkdienst elke zondag.
- Jij verprotestantst je geloof al jarenlang.
- Hij verprotestantst zijn levenswijze in het openbaar.
- Wij verprotestantsen onze tradities met trots.
- Jullie verprotestantsen de oude gebruiken met nieuwe ideeën.
- Zij verprotestantsen de maatschappij met hun acties.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verprotestantsen with some of the pronouns.
- Ik verprotestanste de kerkdienst elke zondag.
- Jij verprotestanste je geloof al jarenlang.
- Hij verprotestanste zijn levenswijze in het openbaar.
- Wij verprotestanstten onze tradities met trots.
- Jullie verprotestanstten de oude gebruiken met nieuwe ideeën.
- Zij verprotestanstten de maatschappij met hun acties.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verprotestantsen with some of the pronouns.
- Ik heb de kerkdienst verprotestanst.
- Jij hebt je geloof al jarenlang verprotestanst.
- Hij heeft zijn levenswijze in het openbaar verprotestanst.
- Wij hebben onze tradities met trots verprotestanst.
- Jullie hebben de oude gebruiken met nieuwe ideeën verprotestanst.
- Zij hebben de maatschappij met hun acties verprotestanst.