waterpassen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | waterpas | waterpaste | heb gewaterpast |
jij, je, u | waterpast | waterpaste | hebt gewaterpast |
hij, zij, het | waterpast | waterpaste | heeft gewaterpast |
wij | waterpassen | waterpasten | hebben gewaterpast |
jullie | waterpassen | waterpasten | hebben gewaterpast |
zij, ze | waterpassen | waterpasten | hebben gewaterpast |
PresensBeta
Example presens sentences for Waterpassen with some of the pronouns.
- Ik waterpas de vloer in de keuken.
- Jij waterpast de muur in de badkamer.
- Hij waterpast het raamkozijn in de slaapkamer.
- Wij waterpassen de tegels in de gang.
- Zij waterpassen de tuin voor de nieuwe bestrating.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Waterpassen with some of the pronouns.
- Ik waterpaste de vloer in de keuken.
- Jij waterpaste de muur in de badkamer.
- Hij waterpaste het raamkozijn in de slaapkamer.
- Wij waterpasten de tegels in de gang.
- Zij waterpasten de tuin voor de nieuwe bestrating.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Waterpassen with some of the pronouns.
- Ik heb de vloer in de keuken waterpas gemaakt.
- Jij hebt de muur in de badkamer waterpas gesteld.
- Hij heeft het raamkozijn in de slaapkamer waterpas gezet.
- Wij hebben de tegels in de gang waterpas gelegd.
- Zij hebben de tuin voor de nieuwe bestrating waterpas gemaakt.