delgen

Conjugations List of Delgen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdelgdelgdeheb gedelgd
jij, je, udelgtdelgdehebt gedelgd
hij, zij, hetdelgtdelgdeheeft gedelgd
wijdelgendelgdenhebben gedelgd
julliedelgendelgdenhebben gedelgd
zij, zedelgendelgdenhebben gedelgd

Presens
Beta

Example presens sentences for Delgen with some of the pronouns.

  • Ik delg de schuld van gisteren.
  • Jij delgt je fouten met hard werken.
  • Hij/Zij/Het delgt de herinneringen aan het verleden.
  • Wij delgen de onrechtvaardigheid in de wereld.
  • Jullie delgen de problemen door ze aan te pakken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Delgen with some of the pronouns.

  • Ik delgde de schuld van gisteren.
  • Jij delgde je fouten met hard werken.
  • Hij/Zij/Het delgde de herinneringen aan het verleden.
  • Wij delgden de onrechtvaardigheid in de wereld.
  • Jullie delgden de problemen door ze aan te pakken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Delgen with some of the pronouns.

  • Ik heb de schuld van gisteren gedelgd.
  • Jij hebt je fouten met hard werken gedelgd.
  • Hij/Zij/Het heeft de herinneringen aan het verleden gedelgd.
  • Wij hebben de onrechtvaardigheid in de wereld gedelgd.
  • Jullie hebben de problemen gedelgd door ze aan te pakken.