arabiseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | arabiseer | arabiseerde | heb gearabiseerd |
jij, je, u | arabiseert | arabiseerde | hebt gearabiseerd |
hij, zij, het | arabiseert | arabiseerde | heeft gearabiseerd |
wij | arabiseren | arabiseerden | hebben gearabiseerd |
jullie | arabiseren | arabiseerden | hebben gearabiseerd |
zij, ze | arabiseren | arabiseerden | hebben gearabiseerd |
Presens
Example presens sentences for Arabiseren with some of the pronouns.
- Ik arabiseer de tekst om het begrijpelijker te maken.
- Jij arabiseert de woorden met veel enthousiasme.
- Hij/Zij/Het arabiseert de namen van de steden.
- Wij arabiseren de gebruiken in onze gemeenschap.
- Jullie arabiseren de menu's in het restaurant.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Arabiseren with some of the pronouns.
- Ik arabiseerde de tekst om het begrijpelijker te maken.
- Jij arabiseerde de woorden met veel enthousiasme.
- Hij/Zij/Het arabiseerde de namen van de steden.
- Wij arabiseerden de gebruiken in onze gemeenschap.
- Jullie arabiseerden de menu's in het restaurant.
Perfectum
Example perfectum sentences for Arabiseren with some of the pronouns.
- Ik heb de tekst geaarabiseerd zodat het begrijpelijker is geworden.
- Jij hebt de woorden met veel enthousiasme geaarabiseerd.
- Hij/Zij/Het heeft de namen van de steden geaarabiseerd.
- Wij hebben de gebruiken in onze gemeenschap geaarabiseerd.
- Jullie hebben de menu's in het restaurant geaarabiseerd.