herbinden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | herbind | herbond | heb herbonden |
jij, je, u | herbindt | herbond | hebt herbonden |
hij, zij, het | herbindt | herbond | heeft herbonden |
wij | herbinden | herbonden | hebben herbonden |
jullie | herbinden | herbonden | hebben herbonden |
zij, ze | herbinden | herbonden | hebben herbonden |
PresensBeta
Example presens sentences for Herbinden with some of the pronouns.
- Ik herbind de boeken.
- Jij herbindt je schoenen.
- Hij/zij/het herbindt de bloemen.
- Wij herbinden de documenten.
- Jullie herbinden de kabels.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Herbinden with some of the pronouns.
- Ik herbond de boeken.
- Jij herbond je schoenen.
- Hij/zij/het herbond de bloemen.
- Wij herbonden de documenten.
- Jullie herbonden de kabels.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Herbinden with some of the pronouns.
- Ik heb de boeken herbonden.
- Jij hebt je schoenen herbonden.
- Hij/zij/het heeft de bloemen herbonden.
- Wij hebben de documenten herbonden.
- Jullie hebben de kabels herbonden.