aanknopen

Conjugations List of Aanknopen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikknoop aanknoopte aanheb aangeknoopt
jij, je, uknoopt aanknoopte aanhebt aangeknoopt
hij, zij, hetknoopt aanknoopte aanheeft aangeknoopt
wijknopen aanknoopten aanhebben aangeknoopt
jullieknopen aanknoopten aanhebben aangeknoopt
zij, zeknopen aanknoopten aanhebben aangeknoopt

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanknopen with some of the pronouns.

  • Ik knoop een gesprek aan met mijn buurman.
  • Jij knoopt snel vriendschappen aan.
  • Hij knoopt graag een praatje aan met iedereen die hij tegenkomt.
  • Wij knopen regelmatig contacten aan tijdens netwerkevenementen.
  • Zij knopen nieuwe relaties aan in hun professionele leven.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanknopen with some of the pronouns.

  • Ik knoopte vaak een gesprek aan met mijn buurman.
  • Jij knoopte snel vriendschappen aan toen je jonger was.
  • Hij knoopte regelmatig een praatje aan met iedereen die hij tegenkwam.
  • Wij knoopten vaak contacten aan tijdens netwerkevenementen.
  • Zij knoopten veel nieuwe relaties aan in hun professionele leven.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanknopen with some of the pronouns.

  • Ik heb een gesprek aangeknoopt met mijn buurman.
  • Jij hebt snel vriendschappen aangeknoopt.
  • Hij heeft graag een praatje aangeknoopt met iedereen die hij tegenkwam.
  • Wij hebben regelmatig contacten aangeknoopt tijdens netwerkevenementen.
  • Zij hebben nieuwe relaties aangeknoopt in hun professionele leven.