natten

Conjugations List of Natten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iknatnatteheb genat
jij, je, unatnattehebt genat
hij, zij, hetnatnatteheeft genat
wijnattennattenhebben genat
jullienattennattenhebben genat
zij, zenattennattenhebben genat

Presens
Beta

Example presens sentences for Natten with some of the pronouns.

  • Ik nat de bloemen elke ochtend.
  • Jij nat de vloer met water.
  • Hij/zij nat het shirt met een spons.
  • Wij naten de planten in de tuin gisteren.
  • Jullie natten de handdoeken na het zwemmen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Natten with some of the pronouns.

  • Ik natte de bloemen elke ochtend.
  • Jij natte de vloer met water.
  • Hij/zij natte het shirt met een spons.
  • Wij natten de planten in de tuin gisteren.
  • Jullie natten de handdoeken na het zwemmen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Natten with some of the pronouns.

  • Ik heb de bloemen vanochtend natgemaakt.
  • Jij hebt de vloer met water natgemaakt.
  • Hij/zij heeft het shirt met een spons natgemaakt.
  • Wij hebben gisteren de planten in de tuin genat.
  • Jullie hebben de handdoeken na het zwemmen natgemaakt.