aanhoesten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hoest aan | hoestte aan | heb aangehoest |
jij, je, u | hoest aan | hoestte aan | hebt aangehoest |
hij, zij, het | hoest aan | hoestte aan | heeft aangehoest |
wij | hoesten aan | hoestten aan | hebben aangehoest |
jullie | hoesten aan | hoestten aan | hebben aangehoest |
zij, ze | hoesten aan | hoestten aan | hebben aangehoest |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanhoesten with some of the pronouns.
- Ik hoest een beetje aan tijdens het koude weer.
- Jij hoest altijd zo luidruchtig aan als je verkouden bent.
- Hij hoest regelmatig aan na het roken van sigaretten.
- Zij hoesten aan door de irriterende stoffen in de lucht.
- Wij hoesten vaak aan als we een griep hebben.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanhoesten with some of the pronouns.
- Vroeger hoestte ik vaak aan vanwege mijn zwakke immuunsysteem.
- Toen ik jong was, hoestte ik altijd aan na het spelen in de regen.
- Hij hoestte voortdurend aan tijdens de zware griepgolf vorig jaar.
- Zij hoestten non-stop aan toen ze in een vervuilde omgeving woonden.
- Wij hoestten hevig aan toen we in een stoffige ruimte werkten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanhoesten with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren flink aangehoest door de allergieën.
- Jij hebt al meerdere keren aangehoest sinds je terug bent van vakantie.
- Hij heeft zijn longen helemaal kapot aangehoest door jarenlang te roken.
- Zij hebben vorige week hevig aangehoest door de slechte luchtkwaliteit.
- Wij hebben onlangs allemaal aangehoest vanwege een besmettelijke ziekte.