vezen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vees | veesde | heb geveesd |
jij, je, u | veest | veesde | hebt geveesd |
hij, zij, het | veest | veesde | heeft geveesd |
wij | vezen | veesden | hebben geveesd |
jullie | vezen | veesden | hebben geveesd |
zij, ze | vezen | veesden | hebben geveesd |
PresensBeta
Example presens sentences for Vezen with some of the pronouns.
- Ik ben
- Jij bent
- Hij/zij/het is
- Wij zijn
- Jullie zijn
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vezen with some of the pronouns.
- Ik was
- Jij was
- Hij/zij/het was
- Wij waren
- Jullie waren
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vezen with some of the pronouns.
- Ik ben geweest
- Jij bent geweest
- Hij/zij/het is geweest
- Wij zijn geweest
- Jullie zijn geweest