misrekenen

Conjugations List of Misrekenen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmisrekenmisrekendeheb misrekend
jij, je, umisrekentmisrekendehebt misrekend
hij, zij, hetmisrekentmisrekendeheeft misrekend
wijmisrekenenmisrekendenhebben misrekend
julliemisrekenenmisrekendenhebben misrekend
zij, zemisrekenenmisrekendenhebben misrekend

Presens
Beta

Example presens sentences for Misrekenen with some of the pronouns.

  • Ik misreken me vaak bij het uitrekenen van de boodschappen.
  • Jij misrekent je als je de tijd inschat voor het voltooien van een taak.
  • Hij misrekent zich regelmatig bij het maken van financiële berekeningen.
  • Zij misrekent zich soms met het omzetten van inches naar centimeters.
  • We misrekenen ons soms bij het beoordelen van afstanden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Misrekenen with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, rekende ik me regelmatig mis tijdens wiskundelessen.
  • Vroeger rekende jij je vaak mis met het oplossen van puzzels.
  • Hij rekende zich altijd mis in de spellingtoetsen op school.
  • Als kind rekende zij zich geregeld mis bij het optellen en aftrekken.
  • In die tijd rekenden we ons regelmatig mis met het plannen van reizen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Misrekenen with some of the pronouns.

  • Ik heb me misrekend toen ik dacht dat de trein vertraging had.
  • Jij hebt je misrekend bij het inschatten van de hoeveelheid ingrediënten.
  • Hij heeft zich misrekend in zijn voorspelling voor de verkiezingsuitslag.
  • Zij heeft zich misrekend met de kosten van de verbouwing.
  • We hebben ons misrekend in de planning voor het evenement.