vervloeken

Conjugations List of Vervloeken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvervloekvervloekteheb vervloekt
jij, je, uvervloektvervloektehebt vervloekt
hij, zij, hetvervloektvervloekteheeft vervloekt
wijvervloekenvervloektenhebben vervloekt
jullievervloekenvervloektenhebben vervloekt
zij, zevervloekenvervloektenhebben vervloekt

Presens
Beta

Example presens sentences for Vervloeken with some of the pronouns.

  • Ik vervloek de regen die mijn plannen verpest.
  • Jij vervloekt je baas omdat hij altijd zo streng is.
  • Hij vervloekt zijn pech in het leven.
  • Wij vervloeken de hitte van de zomer.
  • Zij vervloeken de slechte service in dit restaurant.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vervloeken with some of the pronouns.

  • Vroeger vervloekte ik altijd de maandagochtenden.
  • Toen we vastzaten in het verkeer, vervloekten we elke seconde.
  • Hij vervloekte zichzelf voor zijn gebrek aan moed.
  • Als kind vervloekte ik vaak mijn ouders als ze me straften.
  • Elke keer dat het misging, vervloekten ze het lot.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vervloeken with some of the pronouns.

  • Ik heb de vijand vervloekt voordat ik ten strijde trok.
  • Jij hebt jezelf vervloekt door die beslissing te nemen.
  • Hij heeft zijn ex-vriendin vervloekt na hun breuk.
  • Wij hebben de verkeerde afslag vervloekt tijdens onze roadtrip.
  • Zij hebben de dief vervloekt nadat hij hun waardevolle spullen had gestolen.