effenen

Conjugations List of Effenen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikeffeneffendeheb geëffend
jij, je, ueffenteffendehebt geëffend
hij, zij, heteffenteffendeheeft geëffend
wijeffeneneffendenhebben geëffend
jullieeffeneneffendenhebben geëffend
zij, zeeffeneneffendenhebben geëffend

Presens
Beta

Example presens sentences for Effenen with some of the pronouns.

  • Ik effen de helling voor de fietsers.
  • Jij effent het pad in de tuin.
  • Hij/zij effent de weg naar succes.
  • Wij effenen de weg voor verandering.
  • Zij effenen het terrein voor de bouw.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Effenen with some of the pronouns.

  • Ik effende de helling voor de fietsers.
  • Jij effende het pad in de tuin.
  • Hij/zij effende de weg naar succes.
  • Wij effenden de weg voor verandering.
  • Zij effenden het terrein voor de bouw.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Effenen with some of the pronouns.

  • Ik heb de helling geëffend voor de fietsers.
  • Jij hebt het pad in de tuin geëffend.
  • Hij/zij heeft de weg naar succes geëffend.
  • Wij hebben de weg voor verandering geëffend.
  • Zij hebben het terrein voor de bouw geëffend.