afspieden

Conjugations List of Afspieden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspied afspiedde afheb afgespied
jij, je, uspiedt afspiedde afhebt afgespied
hij, zij, hetspiedt afspiedde afheeft afgespied
wijspieden afspiedden afhebben afgespied
julliespieden afspiedden afhebben afgespied
zij, zespieden afspiedden afhebben afgespied

Presens
Beta

Example presens sentences for Afspieden with some of the pronouns.

  • Ik spied af naar verdachte personen.
  • Jij speurt naar aanwijzingen tijdens de missie.
  • Hij/zij/het houdt een oogje in het zeil.
  • Wij gluren door de kiertjes van de deur.
  • Jullie turen naar de overkant van de straat.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afspieden with some of the pronouns.

  • Ik sloop door de gangen en spiedde af.
  • Jij keek stiekem door het sleutelgat.
  • Hij/zij/het observeerde ongemerkt de verdachten.
  • Wij snuffelden onopvallend rond in het gebied.
  • Jullie gluurden door het raam en namen alles in je op.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afspieden with some of the pronouns.

  • Ik heb afgespied wat er gaande was.
  • Jij hebt stiekem rondgekeken in zijn kamer.
  • Hij/zij/het heeft heimelijk informatie vergaard.
  • Wij hebben onopgemerkt de activiteiten geobserveerd.
  • Jullie hebben heimelijk in de documenten gesnuffeld.