meetrillen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tril mee | trilde mee | heb meegetrild |
jij, je, u | trilt mee | trilde mee | hebt meegetrild |
hij, zij, het | trilt mee | trilde mee | heeft meegetrild |
wij | trillen mee | trilden mee | hebben meegetrild |
jullie | trillen mee | trilden mee | hebben meegetrild |
zij, ze | trillen mee | trilden mee | hebben meegetrild |
PresensBeta
Example presens sentences for Meetrillen with some of the pronouns.
- Ik meetril tijdens het concert vanavond.
- Jij meetrilt altijd als je muziek hoort.
- Hij/zij meetrilt mee met de melodie.
- Wij meetrillen op het ritme van de drums.
- Zij meetrillen enthousiast met de andere fans.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Meetrillen with some of the pronouns.
- Ik meetrilde vaak tijdens concerten in mijn jeugd.
- Jij meetrilde vroeger altijd als er muziek speelde.
- Hij/zij meetrilde regelmatig met de melodieën.
- Wij meetrilden mee op het ritme van de feestnummers.
- Zij meetrilden enthousiast met de andere fans tijdens de wedstrijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Meetrillen with some of the pronouns.
- Ik heb meegetrild tijdens het concert gisteravond.
- Jij bent altijd meegetrild als er muziek werd gespeeld.
- Hij/zij is meegetrild met de melodie van het lied.
- Wij zijn meegetrild op het ritme van de dans.
- Zij zijn enthousiast meegetrild met de andere fans.