oblitereren

Conjugations List of Oblitereren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikoblitereeroblitereerdeheb geoblitereerd
jij, je, uoblitereertoblitereerdehebt geoblitereerd
hij, zij, hetoblitereertoblitereerdeheeft geoblitereerd
wijoblitererenoblitereerdenhebben geoblitereerd
jullieoblitererenoblitereerdenhebben geoblitereerd
zij, zeoblitererenoblitereerdenhebben geoblitereerd

Presens

Example presens sentences for Oblitereren with some of the pronouns.

  • Ik oblitereer de enveloppen.
  • Jij oblitereert de brieven.
  • Hij/Zij/Het oblitereert het pakket.
  • Wij oblitereren de poststukken.
  • Jullie oblitereren de ansichtkaarten.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Oblitereren with some of the pronouns.

  • Ik oblitereerde de enveloppen.
  • Jij oblitereerde de brieven.
  • Hij/Zij/Het oblitereerde het pakket.
  • Wij oblitereerden de poststukken.
  • Jullie oblitereerden de ansichtkaarten.

Perfectum

Example perfectum sentences for Oblitereren with some of the pronouns.

  • Ik heb de enveloppen geoblitereerd.
  • Jij hebt de brieven geoblitereerd.
  • Hij/Zij/Het heeft het pakket geoblitereerd.
  • Wij hebben de poststukken geoblitereerd.
  • Jullie hebben de ansichtkaarten geoblitereerd.