bebakenen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bebaken | bebakende | heb bebakend |
jij, je, u | bebakent | bebakende | hebt bebakend |
hij, zij, het | bebakent | bebakende | heeft bebakend |
wij | bebakenen | bebakenden | hebben bebakend |
jullie | bebakenen | bebakenden | hebben bebakend |
zij, ze | bebakenen | bebakenden | hebben bebakend |
PresensBeta
Example presens sentences for Bebakenen with some of the pronouns.
- Ik bebaakende de grenzen van het gebied.
- Jij bebaakent de wegen in de stad.
- Hij/Zij/Het bebaakent het terrein met borden.
- Wij bebaakenen de fietspaden in de buurt.
- Jullie bebaakenen de parkeerplaatsen voor bezoekers.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bebakenen with some of the pronouns.
- Ik bebaakende vroeger de grenzen van het gebied.
- Jij bebaakende vroeger de wegen in de stad.
- Hij/Zij/Het bebaakende vroeger het terrein met borden.
- Wij bebaakenden vroeger de fietspaden in de buurt.
- Jullie bebaakenden vroeger de parkeerplaatsen voor bezoekers.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bebakenen with some of the pronouns.
- Ik heb de grenzen van het gebied bebaakend.
- Jij hebt de wegen in de stad bebaakend.
- Hij/Zij/Het heeft het terrein met borden bebaakend.
- Wij hebben de fietspaden in de buurt bebaakend.
- Jullie hebben de parkeerplaatsen voor bezoekers bebaakend.