weghakken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hak weg | hakte weg | heb weggehakt |
jij, je, u | hakt weg | hakte weg | hebt weggehakt |
hij, zij, het | hakt weg | hakte weg | heeft weggehakt |
wij | hakken weg | hakten weg | hebben weggehakt |
jullie | hakken weg | hakten weg | hebben weggehakt |
zij, ze | hakken weg | hakten weg | hebben weggehakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Weghakken with some of the pronouns.
- Ik hak weg in de tuin.
- Jij hakt weg in het bos.
- Hij/Zij hakt weg langs de rivier.
- Wij hakken weg bij de boomstammen.
- Jullie hakken weg met de bijl.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Weghakken with some of the pronouns.
- Ik hakte weg in de tuin.
- Jij hakte weg in het bos.
- Hij/Zij hakte weg langs de rivier.
- Wij hakten weg bij de boomstammen.
- Jullie hakten weg met de bijl.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Weghakken with some of the pronouns.
- Ik heb weggehakt in de tuin.
- Jij hebt weggehakt in het bos.
- Hij/Zij heeft weggehakt langs de rivier.
- Wij hebben weggehakt bij de boomstammen.
- Jullie hebben weggehakt met de bijl.