wanen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | waan | waande | heb gewaand |
jij, je, u | waant | waande | hebt gewaand |
hij, zij, het | waant | waande | heeft gewaand |
wij | wanen | waanden | hebben gewaand |
jullie | wanen | waanden | hebben gewaand |
zij, ze | wanen | waanden | hebben gewaand |
Presens
Example presens sentences for Wanen with some of the pronouns.
- Ik waan me gelukkig in mijn nieuwe baan.
- Jij waant je een expert op dit gebied.
- Hij waant zich onoverwinnelijk na zijn overwinning.
- Wij wanen ons veilig achter gesloten deuren.
- Zij wanen zich onzichtbaar in het donker.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Wanen with some of the pronouns.
- Ik waande me gelukkig in mijn vorige baan.
- Jij waande je een expert op dit gebied.
- Hij waande zich onoverwinnelijk na zijn overwinning.
- Wij waanden ons veilig achter gesloten deuren.
- Zij waanden zich onzichtbaar in het donker.
Perfectum
Example perfectum sentences for Wanen with some of the pronouns.
- Ik heb me gelukkig gewaand in mijn vorige baan.
- Jij hebt je een expert gewaand op dit gebied.
- Hij heeft zich onoverwinnelijk gewaand na zijn overwinning.
- Wij hebben ons veilig gewaand achter gesloten deuren.
- Zij hebben zich onzichtbaar gewaand in het donker.