opentrekken

Conjugations List of Opentrekken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktrek opentrok openheb opengetrokken
jij, je, utrekt opentrok openhebt opengetrokken
hij, zij, hettrekt opentrok openheeft opengetrokken
wijtrekken opentrokken openhebben opengetrokken
jullietrekken opentrokken openhebben opengetrokken
zij, zetrekken opentrokken openhebben opengetrokken

Presens
Beta

Example presens sentences for Opentrekken with some of the pronouns.

  • Ik trek de deur open.
  • Jij trekt de fles open.
  • Hij/Zij trekt het raam open.
  • Wij trekken de gordijnen open.
  • Zij trekken de doos open.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opentrekken with some of the pronouns.

  • Ik trok de deur open.
  • Jij trok de fles open.
  • Hij/Zij trok het raam open.
  • Wij trokken de gordijnen open.
  • Zij trokken de doos open.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opentrekken with some of the pronouns.

  • Ik heb de deur opengemaakt.
  • Jij hebt de fles opengedaan.
  • Hij/Zij heeft het raam geopend.
  • Wij hebben de gordijnen opgetrokken.
  • Zij hebben de doos geopend.