invullen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vul in | vulde in | heb ingevuld |
jij, je, u | vult in | vulde in | hebt ingevuld |
hij, zij, het | vult in | vulde in | heeft ingevuld |
wij | vullen in | vulden in | hebben ingevuld |
jullie | vullen in | vulden in | hebben ingevuld |
zij, ze | vullen in | vulden in | hebben ingevuld |
Presens
Example presens sentences for Invullen with some of the pronouns.
- Ik vul het formulier in.
- Jij vult je gegevens in.
- Hij vult zijn naam in op het blad.
- Zij vult de ontbrekende informatie in.
- We vullen samen het aanvraagformulier in.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Invullen with some of the pronouns.
- Ik vulde het formulier in.
- Jij vulde je gegevens in.
- Hij vulde zijn naam in op het blad.
- Zij vulden de ontbrekende informatie in.
- We vulden samen het aanvraagformulier in.
Perfectum
Example perfectum sentences for Invullen with some of the pronouns.
- Ik heb het formulier ingevuld.
- Jij hebt je gegevens ingevuld.
- Hij heeft zijn naam ingevuld op het blad.
- Zij heeft de ontbrekende informatie ingevuld.
- We hebben samen het aanvraagformulier ingevuld.