leegrijden

Conjugations List of Leegrijden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrij leegreed leegheb leeggereden
jij, je, urijdt leegreed leeghebt leeggereden
hij, zij, hetrijdt leegreed leegheeft leeggereden
wijrijden leegreden leeghebben leeggereden
jullierijden leegreden leeghebben leeggereden
zij, zerijden leegreden leeghebben leeggereden

Presens
Beta

Example presens sentences for Leegrijden with some of the pronouns.

  • Ik leegrijd de tank van mijn auto elke week.
  • Jij leegrijdt de batterij van je telefoon snel.
  • Hij leegrijdt zijn portemonnee tijdens het winkelen.
  • Zij leegrijden de voorraadkast in één dag.
  • We leegrijden de koelkast voordat we op vakantie gaan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Leegrijden with some of the pronouns.

  • Vroeger leegreed ik altijd de tank van mijn auto.
  • Toen leegreed jij snel de batterij van je telefoon.
  • Hij leegreed vaak zijn portemonnee tijdens het winkelen.
  • Vroeger leegreden zij altijd de voorraadkast in één dag.
  • Toen leegreden we altijd de koelkast voordat we op vakantie gingen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Leegrijden with some of the pronouns.

  • Ik heb de tank van mijn auto leegereden.
  • Jij hebt de batterij van je telefoon snel leegereden.
  • Hij heeft zijn portemonnee leegereden tijdens het winkelen.
  • Zij hebben de voorraadkast in één dag leegereden.
  • We hebben de koelkast leegereden voordat we op vakantie gingen.