afristen

Conjugations List of Afristen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrist afristte afheb afgerist
jij, je, urist afristte afhebt afgerist
hij, zij, hetrist afristte afheeft afgerist
wijristen afristten afhebben afgerist
jullieristen afristten afhebben afgerist
zij, zeristen afristten afhebben afgerist

Presens

Example presens sentences for Afristen with some of the pronouns.

  • Ik afris elke dag voordat ik naar mijn werk ga.
  • Jij afrost de groenten voor het avondeten.
  • Hij/Zij/Het rist af met veel precisie.
  • Wij rissen af na een lange wandeling.
  • Jullie rosten af voordat jullie gaan slapen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Afristen with some of the pronouns.

  • Vroeger riste ik altijd af voordat ik naar bed ging.
  • Toen ik jong was, roste ik mijn fiets zonder problemen af.
  • Tijdens mijn vakantie risten we elke dag lekker uit.
  • In die tijd werden de taken nog met de hand afgenozen.
  • Als kind riste ik graag de bladeren van de bomen af.

Perfectum

Example perfectum sentences for Afristen with some of the pronouns.

  • Ik heb afgerist voordat de gasten arriveerden.
  • Jij hebt de klus netjes afgenozen.
  • Hij/Zij/Het heeft de kleding zorgvuldig afgewrast.
  • Wij hebben het project succesvol afgerost.
  • Jullie hebben de taak snel en efficiënt afgenerd.